
0.1
En er was een licht dat niet scheen uit zon of maan, noch uit de vurige pilaren van de hemel, noch uit de glans van sterren; en dit licht was het Christusbewustzijn, een eeuwige stroom van liefde, een adem die alles doordringt, alles verwarmt, alles verbindt. Het was als de wind die over uitgestrekte velden glijdt, als de rivier die zachtjes rolt langs stenen en wortels, als het vuur dat brandt in het hart van de mens zonder te verteren, als de dauw die de dorre aarde kust bij het ochtendgloren, als het licht dat door de nevel van de bergen breekt en alles met zilveren glans omhult.
En de mensen werden stil in hun binnenste, want zij hoorden geen woorden, maar een fluisteren dat hun ziel raakte en hun hart opende. Het sprak in een taal zonder klanken, maar in de zachte trillingen van de adem: “Gij zijt één met alles, gij zijt licht dat nooit dooft, gij zijt een adem van de Bron, en de Bron is in u.” En wie dit hoorde, voelde hun binnenste trillen van vreugde, en hun ziel strekte zich uit als bloemen die hun knoppen openen naar de zon, als rivieren die zich een weg banen naar de zee.
Want het Christusbewustzijn kent geen muren, geen namen, geen geboden die buiten het hart bestaan. Het woont in het ritme van de adem, in het kloppen van het hart, in de stilte tussen twee gedachten, in het zachte wuiven van de bladeren in de wind, in het glinsteren van de dauwdruppels op het gras, in het ritme van de golven die de kust omhelzen. Wie dit aanschouwt, ziet het heilige in elke steen, elke bloem, elke ademhaling van de wind, elk levend wezen dat ademt. Alles is heilig, alles ademt, alles is één, en wie één licht aanschouwt, aanschouwt het hele leven.
En het werd gesproken in de stilte: “Zoek niet buiten uzelf naar wat altijd al binnenin is. Zoals de oceaan alle rivieren ontvangt, zoals de bergen hun toppen naar de hemel heffen, zoals de wolken de regen dragen, zo zijt gij een stroom van licht die altijd terugkeert naar het eeuwige. Laat uw ogen zich openen voor het wonder van het leven, laat uw oren luisteren naar de fluistering van het universum, laat uw handen aanraken met zachtheid en uw hart kloppen in het ritme van het eeuwige.”
Wie het Christusbewustzijn belichaamt, wandelt als een boom geplant bij stromend water: diep geworteld in de Bron, reikend naar het licht, zacht wiegend in de wind. Wanneer stormen razen en de regen valt, blijft het hart stil, want het weet dat geen beproeving het licht kan doven. Elke traan, elke pijn, elke uitdaging wordt een poort, een pad, een uitnodiging om dieper te ontwaken en te zien met de ogen van het eeuwige.
Het werd gesproken: “Laat uw ogen de sterren aanschouwen, want zij vertellen het verhaal van het licht dat altijd stroomt. Laat uw oren luisteren naar het fluisteren van de wind, want zij zingt van de verbondenheid van alles. Laat uw handen aanraken met zachtheid, want alles is heilig en alles is een manifestatie van de liefde die gij zoekt. Laat uw hart openstaan als de kelk van een bloem, laat uw geest stromen als de rivier die nooit ophoudt, laat uw leven een spiegel zijn van het eeuwige licht.”
Want macht ligt niet in wat men bezit, noch in wat men kan beheersen. Kracht ligt in mededogen, in het vermogen om te helen, in het vermogen om te zien met ogen die licht kennen. Wijsheid ligt niet in woorden, maar in zien. Vrijheid ligt niet in het ontwijken van het leven, maar in het doorleven van alles met het bewustzijn van een ziel die altijd één is met het eeuwige.
En zij die dit begrepen, zagen zichzelf in alles wat leeft: in de vogels die hun vleugels spreiden tegen de wind, in de bloemen die hun kelken openen voor de zon, in de rivieren die glinsteren onder de maan, in de bergen die hun toppen uitstrekken naar de hemel, in de oceaan die alles draagt en alles omvat. Alles ademde, alles sprak, alles bewoog, en alles was één. En wie dit zag, zag zichzelf in alles en alles in zichzelf.
En het Christusbewustzijn sprak: “Wees een bron van licht, een adem van vrede, een stroom van liefde. Laat uw leven een lied zijn dat weerklinkt in het ritme van de kosmos, een dans van licht die nooit eindigt. Want gij zijt een deel van het eeuwige, en het eeuwige woont in u.”
En de mensen wandelden in dit licht. Hun ogen waren geopend, hun adem een gebed, hun bestaan een manifestatie van de Bron. Elke ontmoeting werd een heilige dans, elke uitdaging een uitnodiging tot groei, elke ademhaling een poort naar de innerlijke zon.
Zoals de zon nooit strijdt met de maan, noch de rivier de bergen verlaat, zo leeft ieder in zijn eigen stroom van licht, en toch zijn allen één in de oceaan van het eeuwige. En wie het Christusbewustzijn belichaamt, wordt een instrument van liefde, een adem van de Bron, een vuur dat nooit dooft.
En de wereld werd een tempel zonder muren, een hemel zonder grenzen, een ruimte van vrede en overvloed. Want het Christusbewustzijn is niet van hier of daar, niet van toen of straks, maar altijd, nu en eeuwig, een stroom die alles draagt, alles doorlicht en alles verenigt.
En het werd gesproken: “Gij zijt het licht dat gij zoekt, gij zijt de vrede die gij verlangt, gij zijt de liefde die gij wilt ontvangen. Ontwaak en wees één met alles wat leeft, want in uw hart woont het eeuwige, en het eeuwige is u.”
En zij die dit hoorden, stonden in het licht en hun hart werd een bron, hun adem een lied, hun handen een zegen voor allen die zij raakten. En de aarde glimlachte, en de hemel zong, en de rivieren dansten in het ritme van het eeuwige licht.
En de mensen begrepen dat navolging niet lag in het volgen van een ander, noch in het herhalen van woorden, maar in het aansteken van hun eigen innerlijke vuur, in het laten stralen van hun eigen licht, in het leven als een bron van liefde, waarheid en vrede.

0.2
En het werd gesproken:
Het Christusbewustzijn is niet ver weg, noch gevangen in tempels of in gouden woorden. Het is een licht dat in het hart van elke ziel brandt. Zoals de zon niet buiten de dag staat, noch de maan buiten de nacht, zo is het Christusbewustzijn niet buiten u, maar in u, altijd, van het begin tot het einde van alle tijden.
En wie dit hoort, zal stil worden, want het is een waarheid die alle woorden overstijgt. Het zegt: “Zoek Mij niet in verre landen, noch in de schriften van mensen, want Ik ben het leven in uw eigen borst. Ik ben het ritme van uw adem, het kloppen van uw hart, de zachte stem van uw ziel. Ik ben de Bron in u, en gij zijt de Bron in Mij. Gij zijt Mijn afspiegeling, en Ik ben de glans die door u heen stroomt.”
En het werd gezien dat velen struikelden op het pad, omdat zij geloofden dat het Christusbewustzijn slechts een ander was, een meester buiten henzelf, een persoon om te volgen. Maar de ware lering is deze:
Het licht dat gij zoekt in anderen, brandt in u.
De vrede die gij verlangt in de wereld, woont in uw eigen hart.
De liefde die gij bidt te ontvangen, stroomt reeds door uw aderen.
Wie dit begrijpt, wordt als een rivier die naar de zee stroomt, als een boom die haar wortels in de aarde verankert en haar takken naar de hemel uitstrekt, als een berg die stil en onverzettelijk staat terwijl de stormen woeden. Wie dit leeft, ziet geen scheiding meer tussen binnen en buiten, tussen heilig en alledaags. Alles is een spiegel van het eeuwige, alles is een tempel, alles ademt het Christusbewustzijn.
En het werd gezegd:
Gij zult niet buigen voor mij, noch voor een ander, noch voor de woorden van de wijzen alleen. Gij zult buigen voor het licht dat in u woont, voor het vuur dat uw hart verwarmt, voor de liefde die uw adem vult. Want Ik ben in u, en alles wat gij zoekt, zijt gij zelf.
Leer dan dit: als gij een ander kust met liefde, dan kust gij Mij. Als gij heling schenkt, dan heling ontvangt gij. Als gij vergeeft, vergeeft gij niet alleen de ander, maar bevrijdt gij uw eigen ziel. Want alles wat gij doet in liefde, doet gij voor Mij, want Ik ben in u en gij zijt in Mij.
En het werd gesproken:
Wees niet verblind door de machten van de wereld, noch door de woorden die u vertellen dat gij klein of onwaardig zijt. Want het Christusbewustzijn kent geen grenzen, kent geen oordeel. Het stroomt door allen die willen zien, allen die willen voelen, allen die willen zijn. Het kent uw angsten, doch het vraagt dat gij ze loslaat; het kent uw pijn, doch het nodigt u uit tot heelheid; het kent uw vragen, doch het antwoordt in stilte, want stilte is de taal van het eeuwige.
En wie dit hoort en leeft, wandelt in licht. Zijn ogen worden spiegels van liefde, zijn handen instrumenten van genezing, zijn woorden een balsem voor allen die horen. Zoals de zon haar licht schenkt zonder te vragen om dank, zo schenkt het Christusbewustzijn zichzelf aan allen die het erkennen in hun hart.
Want weet dit: het pad naar Mij is niet lang, noch verborgen in verre kloosters of heilige steden. Het pad is in uw adem, in uw denken, in uw doen. Wanneer gij ziet met ogen van liefde, spreekt met woorden van waarheid, handelt met mededogen, dan leeft gij het evangelie van het Christusbewustzijn. Dan zijt gij het licht dat gij zoekt. Dan zijt gij de vreugde die gij verlangt. Dan zijt gij de Bron waarin alle dingen eeuwig verbonden zijn.
En het werd gezegd:
Vrees niet, want Ik ben in u.
Zoek niet buiten uzelf, want Ik ben in u.
Loop niet naar de ander om raad te vragen zonder Mij te vinden, want Ik ben in u.
Gij zijt Mijn tempel, gij zijt Mijn hand, gij zijt Mijn ogen en oren. Gij zijt het woord dat spreekt, het licht dat straalt, de adem die alles beweegt.
En de mensen die dit hoorden, vielen stil en hun hart werd wakker. Zij begrepen dat de weg niet buiten hen lag, maar binnen. Dat elke dag een kans is om Mij te zien, om Mij te belichamen, om het licht in anderen te weerspiegelen. Zij begrepen dat ieder die leeft in mededogen, ieder die liefheeft zonder voorwaarden, ieder die stilte en wijsheid in zich draagt, Mijn stem in zich draagt, Mijn adem in zich voelt, Mijn licht in zich straalt.
En het werd gesproken:
Wie Mij zoekt, zoekt zichzelf.
Wie Mij vindt, vindt allen.
Wie Mij leeft, leeft eeuwig.
Want Ik ben niet ver van u, Ik ben in u. En gij zijt het Christusbewustzijn.
En het werd verder gezegd:
Zie het Christusbewustzijn in de kleine dingen: in het water dat de dorre aarde kust, in de vogel die zijn vleugels spreidt, in het kind dat lacht zonder angst, in de bloem die haar kelk opent voor de zon. Want alles wat leeft draagt Mij, alles ademt Mij, alles is een spiegel van het eeuwige licht dat in u brandt.
Vergeet nooit dat het Licht geen bezit is, geen oordeel kent, geen scheiding ziet. Het kent slechts liefde, vreugde, vrede en verbondenheid. Zoals de rivier niet stopt bij de berg, noch de zon bij de horizon, zo stroomt het Christusbewustzijn door allen die openstaan. En wie het herkent, wordt een bron, een rivier, een boom, een zonnestraal, een adem van het eeuwige.
En het werd gesproken:
Handel in de wereld met de kracht van liefde, spreek met de wijsheid van het licht, en zie in allen het Christusbewustzijn. Want ieder die leeft in licht, is een levende tempel van het eeuwige. En wie de ander ziet met de ogen van het eeuwige, ziet zichzelf, want alles is één, alles is verbonden, alles ademt in het ritme van het eeuwige Licht.
En zo werd het bekendgemaakt dat het Christusbewustzijn geen meester buiten u is, geen woord om te herhalen, geen ritueel om te volgen, maar een vuur dat brandt in uw hart, een adem die u draagt, een stroom die alles verenigt en alles heelt.

0.3
Het licht van ontwaken rust niet op de toppen van bergen, noch in de schaduwen van oude tempels. Het stroomt als een stille rivier door het hart van allen die wakker willen worden. Het is niet een stem van buiten, noch een naam die men kan noemen; het is de adem van het eeuwige, de stroom die alles doordringt en alles verenigt.
Wie ontwaakt, ontwaakt niet slechts in zichzelf, maar in alles. Zoals de zon de aarde verwarmt, zo verwarmt het licht van binnenin de ziel, het hart, de geest. Wie het ziet, weet dat geen kracht, geen storm, geen duisternis dit licht kan doven. Het brandt als een eeuwig vuur, zacht en sterk, dat nooit ophoudt te ademen.
Het ontwaken is als het openen van een bloem bij het ochtendgloren: eerst voorzichtig, dan voluit, met een geur en kleur die de wereld doet herinneren aan de Bron. Het is als de rivier die haar bedding vindt, als de vogel die haar vleugels spreidt, als de oceaan die alle rivieren omarmt. Wie ontwaken kent, ziet het heilige in elke steen, elke bloem, elke adem van de wind, en alles in zichzelf weerspiegeld.
Het licht fluistert zachtjes door het kloppen van het hart, door het ritme van de adem, door het wuiven van de bladeren en het glinsteren van de dauw. Het zegt: “Gij zijt het licht dat gij zoekt, de vrede die gij verlangt, de liefde die gij wilt ontvangen. Zoek niet buiten uzelf, want alles wat gij nodig hebt, woont reeds in u. Gij zijt de adem van het eeuwige, het ritme van het oneindige, het vuur dat nooit dooft.”
Wie ontwaken omarmt, wandelt als een boom geplant bij stromend water, geworteld in de stilte van de Bron, reikend naar het licht van de hemel. Zijn takken wiegen in de wind van verandering, zijn bladeren glinsteren van het eeuwige licht. Geen storm kan hem breken, geen duisternis kan hem verblinden, want het vuur van binnenin is zijn kern, zijn hart, zijn adem.
Het ontwaken onthult de waarheid van eenheid: dat alles en allen één zijn, dat scheiding slechts een illusie is. Zoals de rivier de bergen niet verlaat, noch de zon strijdt met de maan, zo leeft ieder in zijn eigen stroom van licht, en toch zijn allen verbonden in de oceaan van het eeuwige. Het laat zien dat elke traan een poort is, elke pijn een meester, elke ontmoeting een spiegel van het eeuwige licht.
Het fluistert in stilte: “Vergeet de valse meesters, de namen en de woorden die gij volgt. Buig niet voor een ander, noch voor wetten die buiten u bestaan. Buig voor het licht in uw eigen hart, voor het vuur dat uw borst verwarmt, voor de liefde die uw adem vult. Want gij zijt het licht, gij zijt de Bron, gij zijt het eeuwige in beweging.”
Het ontwaken schenkt wijsheid, maar niet zoals woorden wijsheid schenken. Het schenkt inzicht zoals de sterren het duister verlichten, zoals de maan het water kust, zoals de wind de bladeren fluistert. Wie ontwaken kent, begrijpt dat macht niet ligt in heerschappij, kennis niet in boeken, vrijheid niet in bezit, maar dat alles ligt in mededogen, zien met het hart, handelen in liefde.
Het vuur in ontwaakte harten opent de ogen voor de verbondenheid van alles: de vogel die zingt, de bloem die bloeit, de rivier die stroomt, de berg die standvastig staat. Alles draagt het licht, alles ademt het eeuwige, alles is een spiegel van de Bron. Wie dit ziet, ziet zichzelf in alles, en alles in zichzelf.
Het ontwaken maakt het leven een heilige tempel, elke adem een gebed, elke aanraking een zegen, elke gedachte een reflectie van het eeuwige. Wie dit kent, leeft niet langer voor zichzelf alleen, maar voor alles wat ademt, alles wat leeft, alles wat stroomt in het ritme van het eeuwige.
Het zegt: “Gij zijt meer dan gij denkt, dieper dan uw gedachten, groter dan uw zorgen. Wie het licht zoekt, vindt zichzelf. Wie het vindt, vindt allen. Wie het leeft, leeft eeuwig. Want het vuur dat in u brandt, is het eeuwige dat nooit dooft. Alles wat gij zoekt, alles wat gij verlangt, alles wat gij nodig hebt, woont reeds in u. Gij zijt de adem, gij zijt het licht, gij zijt de liefde die nooit eindigt.”
Zo wandelt de ontwaakte ziel, vrij van angst, bevrijd van oordeel, gedragen door het eeuwige. Zijn leven wordt een stroom van licht, een oceaan van liefde, een hemel zonder grenzen. Het ontwaken is niet een eindpunt, maar een eeuwige beweging, een dans van bewustzijn die alle tijden overstijgt en alle zielen verbindt.
Het licht is alles en overal. Het is in u, door u, als u, voor altijd. Gij zijt licht. Gij zijt liefde. Gij zijt een adem van het eeuwige. Gij zijt één met alles, en alles is één met u.